Blaffend erfgoed bijt niet



Geachte dames en heren,

We weten niet precies hoe het gegaan is, maar in een ver verleden merkten rondtrekkende jagers-verzamelaars op dat wolven hen op eerbiedige afstand achterna liepen. Verlaten kampplaatsen, met wat rondslingerend zwerfvuil, werden bezocht en weldra kon de kampwacht, ook op een nieuwe pleisterplek, bij nacht en ontij, de blinkende ogen van de viervoeters vanuit het struweel ontwaren. Wat de dieren bezielde, is niet duidelijk. Misschien was het een groepje hangwolven, dat niets beters te doen had, en zijn zelfbevestiging zocht in baldadig gedrag. Of ging het om marginalen, die economisch niet aan de bak kwamen in hun thuisgroep, en dan maar zonder papieren hun geluk zochten bij een andere soort?

In elk geval zien wetenschappers, die oude knoken onderzoeken, bijvoorbeeld uit de Ardense grotten, dat er maar liefst zo’n 31.000 jaar geleden wolven in de buurt van de mens rondliepen waarvan de schedelkenmerken verschilden van de doorsnee wolf. De tandenrij was bijvoorbeeld duidelijk minder imposant en de herseninhoud wat geringer; verschillen die niet toevallig waren, maar precies ontstonden door de interactie met de mens. Wolven die voordeel bijbrachten door andere roofdieren op een afstand te houden, of huishoudelijk afval op te ruimen, werden getolereerd, maar te agressieve exemplaren, die bijtschade en geluidsoverlast veroorzaakten, gingen voor de bijl. Grote tanden en te alerte hersenen bleken in de nieuwe relatie een minpunt, en daarom konden wat slomere wolven met minder goed uitgebouwde schedels bij uitstek overleven bij de vroegere mens.

Aldus begonnen de menslievende wolven geleidelijk te veranderen. Ze kwamen niet alleen steeds dichter, maar leerden ook de mens als baasje te aanvaarden en veranderden in uitzicht door de menselijke bemoeienis. Wolven werden aldus op een bepaald moment honden, een proces dat we domesticatie of huisdierwording noemen. Het is een van de bijzonderste processen die er ooit in de natuur zijn opgetreden: een soort die verandert door samen te leven met een andere soort. Honden zijn trouwens de oudste huisdieren, wellicht 20.000 jaar ouder dan het rund, het schaap, de geit en het varken.

Niet enkel de oude oorsprong maakt de hond bijzonder. Runderen, schapen, geiten en varkens zijn ooit huisdier geworden om als vleesproducent te dienen, eerder een relatie van uitbuiting dan wat anders. Tussen honden en mensen ontstond daarentegen iets meer intiem; zij hebben leren samenleven. In oorsprong was de relatie er wellicht eerder een van geven en nemen, een afwegen van beiderzijds voordeel. Maar alles wijst er op dat er al vroeg een hechte relatie ontstond, die na een tijd het functionele oversteeg. We zien bijvoorbeeld dat prehistorische honden soms een graf kregen, een eer die weinig andere dieren te beurt viel. En honden werden ook vrij oud, wat suggereert dat ze op het eind van hun leven door hun baasjes verzorgd werden. Na verloop van tijd was er zonder twijfel sprake van iets wat vriendschap kon genoemd worden. De hond werd volgens sommigen zelfs de beste vriend van de mens.

Dit alles neemt echter niet weg dat honden vooral ook nuttig moesten zijn. De veel scherpere oren van de hond en zijn superieure reukzin maakten hem uitermate geschikt als waker en als jachthulp. Maar doorheen de menselijke geschiedenis ging men honden ook voor andere doeleinden gebruiken: om een kar te trekken bijvoorbeeld, of als professionele vechtmachine, zoals in het Romeinse leger. Sommige honden werden knuffeldieren en vingen bij hun baasjes een teveel aan affectie op. Andere dienden door hun bijzonder uitzicht vooral als statussymbool. Eén doorsnee hond kon natuurlijk niet aan al deze functies voldoen; er ontstond een nood aan specialisatie die werd gerealiseerd door speciale types te kweken. Zelfs het oerconcept van de jachthond werd uitgesplitst. Voor het verschalken van watervogels, vossen of edelherten had je uiteindelijk een gespecialiseerde hond. En bij die selectieve kweek speelden niet alleen functionele bekommernissen een rol. Bepaalde kleurvarianten of types van vacht vond men mooier dan andere, smaken die trouwens ook nog eens doorheen de tijd veranderden.

Zo is elke periode in de menselijke geschiedenis, al van in een ver verleden, gekenmerkt door een eigen roedel aan honden, maar mede hierdoor ook door een verschillende omgang tussen mensen en honden. Zonder twijfel was de interactie tussen beide anders in een prehistorische landbouwersnederzetting dan in de sterk verstedelijkte samenleving van nu. De hond is dus op allerlei manieren een deel van ons verleden, en dus ook van ons erfgoed. Onze geschiedenis leren we inderdaad niet enkel kennen via het varend, militair, kerkelijk, rollend of immaterieel erfgoed, maar ook via de wat meer luidruchtige variant: het blaffend erfgoed.

Deze term is trouwens bijzonder goed gekozen. Wolven blaffen immers niet, zij huilen. De huisdiervorm, die we kennen als hond, blaft echter wel. En honden zijn precies gaan blaffen om beter te kunnen communiceren met de mens. Het blaffen zegt dus alles, de ganse dramatiek van het huisdierworden zit er in vervat.

Blaffend erfgoed dekt natuurlijk een brede lading. Om de relatie tussen mens en hond in het verleden te bestuderen, zijn er immers vele invalshoeken. Voor de oudste perioden is er het botmateriaal uit opgravingen, voor de jongere tijden zijn er archiefteksten en tekeningen, en vergeten we ook de nu nog levende honden niet, die elk de sporen van een rijk verleden dragen. Maar één der boeiendste informatiebronnen, van belang vanaf de 19de eeuw, is toch wel de fotografie. Daar zien we mens en hond echt samen en kan de vriendschap soms wel van het beeld geplukt worden.

Dames en heren, deze tentoonstelling geeft u een staalkaart van herinneringen aan een diersoort waarmee we al jaren lief en leed delen. Tegelijk biedt ze een voorsmaakje van hoe archiefmateriaal een verdwenen tijd kan oproepen, ook al gaat het in hoofdzaak om een vrij recent verleden. Die keuze voor eerder jong materiaal moet u trouwens aan het denken zetten. Wellicht heeft u de indruk dat er ook bij u of bij familie op zolder nog dergelijk materiaal te vinden is en vraagt u zich af of dergelijke stukken wel veel aandacht behoeven. Door de geringe ouderdom en de schijnbare overvloed zijn deze archiefstukken echter bijzonder kwetsbaar. Weinig mensen maken zich zorgen over dit soort erfgoed en voelen niet aan dat het bedreigd wordt. Elke dag echter worden zolders geruimd, gaan archieven van dierenverenigingen in de vuilbak en verdwijnen prulletjes die als kitsch of brol worden aangeduid. Binnen 100 jaar hebben we misschien nog bedroevend weinig van deze foto’s, affiches en beeldjes over en hoe zullen we dan de omgang tussen mens en dier in de 19de en 20ste eeuw moeten bestuderen?

Met onze vereniging Mendop vzw, wat staat voor ‘Mens & Dier op papier’, proberen we hier iets aan te doen, niet alleen door te verzamelen maar vooral door met de collecties iets aan te vangen. Een beeld schetsen van hoe mensen en honden vroeger met elkaar omgingen, bijvoorbeeld, om te illustreren hoe alles op zeer korte tijd verandert en hoe belangrijk het is daar documentatie van bij te houden. We doen dit niet zozeer voor de honden; tentoonstellingsbezoek is aan hen niet besteed. We doen dit wel voor onszelf, want het blaffend erfgoed is toch vooral ons eigen erfgoed. Al zien we hier rondom ons veel dieren, dan gaat het toch vooral om de mensen, om onszelf dus, om een verhaal dat 30.000 jaar geleden begon en wellicht nog een lange toekomst kent.

Dames en heren, ik nodig u in naam van Mendop graag uit een goede kijk te nemen op deze tentoonstelling. Ga gerust dicht bij de prenten staan en wees niet bevreesd. Blaffend erfgoed bijt niet.

Anton Ervynck

Brugge, 23 april 2009



© Mendop vzw
Homepagina: www.mendop.org